2012

Lezing Annejet van der Zijl

DE DOCHTER VAN DE TIJD

Weinig momenten tijdens mijn werk zijn zo opwindend dan wanneer ik iets vind dat een verhaal ‘rond’ maakt. Dat kan iets groots zijn – bijvoorbeeld als onverklaarbaar gedrag van de hoofdpersoon opeens een direct verband blijkt te hebben met een gebeurtenis uit zijn of haar jeugd. Maar het kan ook gaan om kleine dingen. Iemand koopt, zonder dat te weten, een huis op een plek waar hij als peuter gelukkige dagen heeft beleefd. Of hij hoort op weg naar een begrafenis van een geliefde op de radio de muziek waar ze ooit voor het eerst samen op dansten.

Zie je wel, denk ik dan. In die op het oog zo rommelige hoop toevalligheden waaruit mensenlevens bestaan, zijn wel degelijk patronen te herkennen. Er is orde in de chaos – ik hoef die alleen maar te vinden.

 

In mijn leven komt hier vanmiddag ook iets heel mooi rond. Want precies tegenover deze zaal, aan de overkant van de gracht, staat het huis waar al mijn boeken bedacht, uitgezocht en grotendeels ook geschreven zijn. Nooit had ik, toen ik daar op mijn zolder zat te werken, kunnen bedenken dat ik hier, in de voormalige burgerzaal van het stadhuis van Amsterdam, nog eens zo’n mooie prijs zou krijgen. En dat is maar goed ook. Mijn soort werk doe je immers niet in de hoop op gouden pluimen, maar omdat je je gelukkig prijst überhaupt je dagen te kunnen wijden aan iets waar je zo veel plezier aan beleeft. Maar komt die prijs dan toch, dan is het een extra groot cadeau – en zo ervaar ik deze middag ook. Even groot is het cadeau dat hier vanmiddag zo veel mensen zijn die me de afgelopen jaren gesteund, geholpen, gestimuleerd en gezelschap gehouden hebben: ik dank u allen zeer voor uw aanwezigheid.

 

Overigens beschouw ik de toekenning van deze Gouden Ganzenveer niet alleen als blijk van waardering voor mijn werk. Ik zie het ook als teken dat de geschiedenis als onderwerp definitief terug is uit het verdomhoekje waar het wat mij betreft veel te lang in gezeten heeft. Zelf was ik als kind dol op historische boeken, maar toen ik in 1980 ging studeren kwam het eigenlijk geen moment bij me op om van die liefde mijn vak te maken. Achteraf denk ik dat dat zeker te maken heeft met het feit dat ik behoorde tot de zogenaamde no future-generatie – ons wachtte massale werkeloosheid in een verrot, ‘kapitalisties’ systeem, een door de mensheid aangevreten aardbol en, als we pech hadden, ook nog een neutronenbom op ons hoofd. Het laatste wat een bewust mens in deze grimmige tijden geacht werd te doen, was zich bezighouden met zoiets sufs en triviaals als het verleden.

 

Achteraf komt het me voor dat het geen toeval is dat ‘no future’ kennelijk ook ‘no past’ betekende. Het soort extreme en uitgesproken meningen zoals die in die dagen gangbaar was, floreert nu eenmaal niet bij al te veel kennis, en al helemaal niet bij historische kennis. Onderzoek naar het verleden zou je immers op het idee kunnen brengen dat de eigen tijd vergeleken bij veel andere, helemaal zo slecht nog niet is. Of dat de mensheid wel ergere rampen heeft overleefd, en dat dingen zelden compleet zwart of wit zijn en mensen al helemaal niet. Je zou er van kunnen gaan relativeren, je zou er wellicht begrip van kunnen krijgen voor andersdenkenden of er zelfs – God verhoede – mild van kunnen worden.

 

Zelf heb ik me die boze, gepolariseerde sfeer uit het begin van de jaren tachtig nogal aangetrokken, al was het maar omdat het mij in tegenstelling tot mijn omgeving, maar niet lukte om ergens een uitgesproken mening over te hebben en te houden. Het is dan ook vast geen toeval dat de tijdgeest zo’n terugkerend thema is geworden in mijn werk. Iedere keer weer ben ik gefascineerd door de invloed van de grote wereld op de levens van ons kleine mensen. Hoe kleuren de tijd en de sfeer waarin iemand opgroeit zijn of haar leven? Hoe beïnvloeden de wereldgebeurtenissen iemands keuzes? Hoe kan het gebeuren dat een bepaald persoon op het ene moment nog massaal op een voetstuk wordt gehesen, en het volgende moment er, met evenveel enthousiasme, weer vanaf wordt gegooid? Kortom, hoe goed of slecht zit mijn hoofdpersoon, in een bepaalde tijd van zijn of haar leven, in zijn tijd?

En iedere keer weer kom ik erachter hoe groot het verschil is tussen hoe iemand datgene wat hem overkomt op het moment zelf ervaart, en hoe er naar gekeken kan worden als er afstand is, als er dus de nodige jaren verstreken zijn. Truth is the daughter of time, zoals het Engelse spreekwoord luidt: de waarheid is de dochter van de tijd.

 

Inmiddels heeft de tijdgeest zich omgedraaid: geschiedenis is populairder dan ooit, zoals bewezen wordt door de grote successen van schrijvers als Geert Mak en televisiemakers als Ad van Liempt – beiden tot mijn vreugde hier aanwezig. Mij stemt dat uitermate optimistisch. Geschiedenis is, zoals Freddy Heineken ooit opmerkte, een beschavende factor. Dat geldt voor mensen, en dat geldt ook voor samenlevingen. Wie zijn geschiedenis kent, is niet alleen beter voorbereid op de toekomst maar begrijpt ook het heden beter.

Om een voorbeeld te noemen: de laatste tijd wordt er naar aanleiding van de politieke ontwikkelingen nogal eens gealarmeerd geroepen dat het hier ‘dezelfde kant op dreigt te gaan als in het Duitsland van de jaren dertig’. Nu weet ik – met dank aan prins Bernhard en het boek dat ik over zijn Duitse achtergrond schreef – van dat laatste toevallig wat af en ik kan u verzekeren: het is onzin. Het Nederland van nu lijkt in praktisch niets op het totaal uit het lood geslagen, verkommerde en van zijn eer beroofde Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog. En onze jeugd is nog heel ver verwijderd van de verbitterde, verloren generatie die daar opgroeide en op wie Hitlers gedachtegoed zo’n fatale aantrekkingskracht bleek te hebben.

Dat betekent natuurlijk niet dat er geen les te leren valt van de Duitse jaren dertig. Maar die les is niet dat het bestaan van een extreem rechtse partij automatisch tot fascisme leidt, zoals nu wordt gesuggereerd. De werkelijke les is dat er niets gevaarlijkers is dan een grote generatie jongeren zonder perspectief op te laten groeien – iets wat de machthebbers in de Arabische wereld momenteel ook aan den lijve ondervinden.

 

Mijn eigen ‘verloren generatie’ was gelukkig minder verloren en ook minder extreem. We hadden misschien weinig uitzicht op werk en een niet heel rooskleurig wereldbeeld, maar wat we wel hadden was ruimte. Het woord keuzestress was nog niet uitgevonden – en gelukkig maar. Juist omdat niemand zo heel veel van ons leek te verwachten, konden we lang scharrelen, experimenteren, onze neus stoten, weer opstaan en verder zoeken naar wat we ooit wilden gaan doen. Het pand aan de overkant, waar ik het net over had, was een coöperatie van acteurs en kunstenaars, voortgekomen uit een voormalig kraakpand. Dat betekende weinig luxe, maar een lage huur en voor mij de vrijheid om op mijn 38e een vaste baan te kunnen verruilen voor een toen nog even vage als ongewisse toekomst als schrijfster.

 

Destijds heb ik die wat dolende jaren wellicht niet als altijd even leuk ervaren, maar nu voel ik het feit dat mijn bestemming mij niet op een presenteerblaadje is aangereikt, als een groot voordeel. Zoals Robbert Dijkgraaf laatst zo mooi in een interview zei: ‘Je zelf verder ontwikkelen, beter begrijpen, dat is juist iets prachtigs. Voor iedereen is er een plaats waar hij thuishoort, maar daar moet je wel naar op zoek.’

Met deze Gouden Ganzenveer voel ik me werkelijk aanbeland op de plaats waar ik hoor te zijn. Je ziet weleens zo’n zwarte vogel met een wit veertje in zijn verenkleed. Wel, ik ben nu zo’n vogel, maar dan eentje met een gouden veertje. En daar vlieg ik voortaan heel trots mee rond, op zoek naar nieuwe geschiedenissen die ergens liggen te wachten om uitgezocht en opgeschreven te worden.

Freshbits Internet Communicatie