2023

Laudatio Jan Brokken

Geachte genodigden, beste Jan, 

 

Ik leerde Jan Brokken kennen toen ik als een ietwat bedeesde stagiaire aantrad bij het destijds befaamde weekblad Haagse Post. Hij was achtentwintig, vier jaar ouder dan ik, en had al een aardige staat van dienst als literair redacteur. HP was het blad van de longread avant la lettre, Jan verdween soms wekenlang en kwam onveranderlijk terug met prachtige schrijversportretten. Ik stelde me hem voor, zittend op een kussen op de grond misschien wel, terwijl de geïnterviewde hem inwijdde in zijn vak. Auteurs schreven in die tijd nog met de pen, en bliezen tijdens het gesprek sigarettenrook de kamer in.

Campert, Carmiggelt, Mulisch, Wolkers – ik geloof dat Jan destijds al interviewend aan het leren was hoe je schrijver moest worden. ‘De duistere, koude koorts, mijnheer Brokken,’ orakelde Hugo Claus. Maar hij zei ook: ‘Een schrijver moet beschikken over infantiele zelfverzekerdheid en grote twijfel.’ In die interviews stak Jan, zoals Humo-collega Mark Schaevers later zou zeggen, ‘de academische studies over al deze auteurs fluitend voorbij’.

Jan was een luisteraar, maar hij had zelf ook een verhaal te vertellen. Het was een complex verhaal en gaandeweg zou hij de taal vinden om het te schrijven.

In de bundel De zee van vroeger voert hij zijn ouders op. Zijn vader, die na de oorlog en de kampen in Indië dominee wordt in het benauwende Rhoon en die meer drinkt dan goed voor hem is. Zijn doortastende moeder, op haar vierde met haar ouders uit Petersburg gevlucht, nu een domineesvrouw die amechtig probeert het falen van haar man te compenseren met haar vroomheid.

De zee van vroeger – het is een mooie, toepasselijke titel, want Jan Brokken zal telkens weer terugkeren naar het dorp van zijn jonge jaren, naar de kamptrauma’s van zijn ouders en zijn oudere broers. Zelf is hij na de oorlog geboren, waardoor hij zich altijd een buitenstaander zal voelen, maar het leed is onder zijn huid gekropen en hij zal het in zijn werk blijven exploreren.

Jans dialogen, zijn observaties, zijn ietwat lyrische stem – alle elementen die door de jaren heen zijn handelsmerk zouden worden, zijn in De zee van vroeger al aanwezig. Bij het herlezen van het titelverhaal was ik ontroerd te ontdekken dat het jongetje dat met zijn ouders van Makassar naar Rotterdam vaart niet Jan is, maar zijn oudere broer. Het is een treffende proeve van zijn verbeeldingskracht: de kleine Jan heeft zichzelf het verhaal in gewurmd om te ervaren hoe het was aan dek op zijn moeders schoot in slaap te vallen en naast zijn vader aan de reling te staan als ze het verwoeste Rotterdam binnen varen.

Het jongetje dat er niet bij was, maar dat dagelijks geconfronteerd wordt met de gevolgen – het zal hem extra gevoelig maken voor de wijze waarop drama’s uit de wereldgeschiedenis knagen aan de levens van mensen. Maar ook rusteloos. Weg moet hij, weg uit die beklemmende omgeving waar hij niet echt deel van uitmaakt. ‘Vrijheid bestaat,’ schrijft hij in zijn eerste roman De provincie, ‘behalve in dorpen.’

Overal waar Jan voet aan wal zet, lijkt er een verhaal op hem te wachten. Zodra hij het ziet, gaat hij eropaf, volgt het met een mengeling van engelengeduld en vastberadenheid, of het nu om de ontwortelde Jean Rhys en haar geboorte-eiland Dominica gaat, de bezeten avonturier Rudy Truffino in de jungle van Venezuela of de aan lagerwal geraakte Riki Marchena in de sloppenwijken van Curaçao. De droevige kampioen staat in de Antillen inmiddels op de verplichte leeslijst van middelbare scholen en zorgde, samen met de filmserie die erop volgde, voor de rehabilitatie van tafeltennislegende Robert Hosé, die model stond voor Marchena.

Jan kan niet alleen goed reizen, hij kan ook goed thuiskomen. Tijdens zijn ochtendwandelingen op de Amsterdamse Brouwersgracht hoort hij pianospel. Blijkt zijn buurman de Russische pianist Youri Egorov te zijn. Hij maakt een portret van hem voor HP en na Egorovs te vroege dood schrijft Jan een boek over de vriendschap die daaruit voortvloeide.

Schijnbaar moeiteloos beweegt hij van non-fictie naar de roman, van memoires naar het reisverhaal en weer terug. Algauw begint hij zijn kennis te delen tijdens lessen aan aspirant-schrijvers van zeer verschillende komaf. In twee essayistische bundels noteert hij met generositeit en brille wat hij geleerd heeft van auteurs als Albert Camus, John le Carré, William Faulkner, James Joyce, Gabriel García Márquez en Georges Simenon, en versmaadt niet nu en dan te vertellen hoe hijzelf te werk gaat. Het zijn veelgeprezen handboeken, die menige herdruk kennen.

Met het verschijnen van Baltische zielen, het epische verhaal van de Baltische staten via de familiegeschiedenissen van schrijvers, schilders, musici en gewone mensen, wordt Jan door een breed publiek omhelsd. Zijn oeuvre is intussen in twintig talen vertaald.

In 2020 ontving Jan de prijs van Italiaanse boekverkopers voor De rechtvaardigen, over de Nederlandse diplomaat Jan Zwartendijk, die tijdens de Tweede Wereldoorlog duizenden Joden redde, wat hem op een reprimande van Buitenlandse Zaken kwam te staan. Mede dankzij Jans boek werd Zwartendijk in ere hersteld. Afgelopen donderdag overhandigde demissionair premier Rutte postuum de gouden Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon aan Zwartendijks kinderen.

 Meester-interviewer Wim Kayser zei eens: ‘Iedere persoon heeft eigenlijk maar één verhaal. Een goede interviewer slaagt erin je dat in een mum van tijd te laten vertellen.’ Jan heeft menig levensverhaal opgetekend en al doende heeft hij ook zijn eigen verhaal verteld. Hij heeft de non-fictieliteratuur op de kaart helpen zetten, is geliefd door boekhandelaars en heeft een publiek verworven dat hem – in deze barre tijden van ontlezing – volgt van boek naar boek. Hij is een groot muziekkenner en tijdens concertlezingen laat hij mensen kennismaken met de musici over wie hij geschreven heeft.

Beste Jan, lieve collega – de wind van vrijheid heeft mij van het katholieke Vlaanderen in Nederland doen belanden; door jou te lezen leerde ik het calvinistische achterland kennen, met zijn 'bulderende orgels van de moraliteit’, zoals je het zelf ergens noemt. Mede dankzij jou raakte ik vertrouwd met de koloniale wonden, de heimwee, de trauma’s – die de argeloze reiziger niet vermoedt wanneer hij door de keurig aangeharkte Nederlandse buitengebieden trekt. Een betere inburgeringscursus kon ik me niet wensen.

Je schaamde je soms voor je vader, schreef je in De zee van vroeger. In je laatste twee boeken, over het kampverleden van je ouders, heb je zowel je vader als je moeder liefdevol geportretteerd. Toch geloof ik niet dat de wonden van je jonge jaren ooit helemaal zullen helen en misschien moeten we dat niet eens hopen, omdat ze deel uitmaken van de kracht die je voortstuwt.

Ik ben verguld dat ik er als Academielid van de Gouden Ganzenveer toe mocht bijdragen dat er vandaag een speciaal lampje schijnt op jouw eclectische oeuvre. Want, zoals mede-Academielid Mark Schaevers het uitdrukte: ‘Jans werk is zo veelzijdig dat iedereen er met zijn eigen zwemslag in kan verdrinken.’

 ‘Zo gaat uiteindelijk niets verloren, op voorwaarde dat het wordt opgemerkt.’ luidt de slotzin van je meest recente boek, een mooie variatie op Reve’s ‘het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’. Toen ik je werk de afgelopen maanden herlas, werd ik gesterkt in de overtuiging dat de Academie met haar besluit jou in 2023 de Gouden Ganzenveer toe te kennen, een uitstekende keuze heeft gemaakt.

 

Lieve Joris

18 september 2023

 

Freshbits Internet Communicatie