2011

Feestrede Remco Campert

door Henk van Os

Om u duidelijk te maken hoeveel Remco Campert heeft betekend voor mijn generatie wil ik u eerst meenemen terug in de tijd. Naar een Gronings gymnasium in 1956. In de vijfde klas leerde de leraar Nederlands zijn leerlingen leven met gedichten. Veel Hendrik de Vries, want die hoorde bij de Groningers, al kregen zij het soms Spaans benauwd van zijn copla’s. Maar vooral veel Roland Holst. Dat waren nog eens ervaringen en gevoelens die door hem werden vertolkt. ‘Maar de ziel herinnert zich de bijslaap en het Eden des vlezes nog’. Voor postpubers waren zinnen als deze de volmaakte uitdrukking van hen onbekende roerselen. Ze hadden geen weet van ‘een ziel met herinnering’ of van een ‘Eden des vlezes’. Slaap hadden ze wel, maar bijslaap, ho maar. Toch wisten zij zeker dat je als gymnasiast in Groningen zulke gevoelens en ervaringen althans moest suggereren om mee te tellen. Vandaar dat in de schoolkrant regelmatig gedichten verschenen waarin een leven met veel meer tragiek en extase werd voorgesteld dan in het Groningen van 1956 mogelijk was. Poëzie en werkelijkheid lagen ver uiteen.

In de klas zat de hoofdredacteur van de schoolkrant, een intellectuele durfal. Zijn superioriteit kwam vooral tot uitdrukking in de frequentie waarmee hij naar Amsterdam op en neer reisde. Op een maandagochtend vertelde hij zijn klasgenoten dat hij in café Reijnders op het Leidseplein een glaasje had gedronken met niemand minder dan Paul Rodenko. Zijn vrienden kwamen vooral onder de indruk van glaasjes drinken op zo'n wufte locatie als het Leidseplein. Van Paul Rodenko hadden ze nog nooit gehoord. Van Reijnders evenmin. Met gespeelde verontwaardiging legde hij uit dat Rodenko de samensteller was van de dichtbundel Nieuwe griffels, schone leien, waarmee poëzie een nieuwe zeggingskracht had gekregen. Om aan onze onwetendheid definitief een einde te maken vroeg hij de leraar Nederlands toestemming om uit die bundel een gedicht te mogen voordragen, een gedicht dat van alle gedichten die in Nieuwe griffels, schone leien waren opgenomen het meest geschikt was om ons binnen te leiden in de wereld van de moderne dichtkunst. 'Toe dan maar', zei de leraar.

Het gedicht heette 'Koud' en het was van Remco Campert. Het begon zo: 'Winter nadert. / Ik voel het aan de lucht / En aan de woorden die ik schrijf. / Alles wordt klaarder: de straat / Is tot aan zijn eind te zien. De woorden / Hebben geen eind.'

Met dat gedicht betraden wij een nieuw gebied, waar gedicht geen verdichtsel meer was, waar woorden dichtbij gevonden worden en niet uit verheven beemden waren geplukt. Waar doordeweekse mededelingen poëzie bleken te bevatten. Dichters zingen niet alleen, maar praten ook. 'Koud' was groot nieuws. Op ons verzoek kocht de leraar bundels van deze pratend-zingende dichter aan met titels als Vogels vliegen toch en Een standbeeld opwinden. Eén van ons die zich in nieuwe jazz had gespecialiseerd, kwam tot de conclusie dat een gedicht van Remco Campert zo klonk als de vibrafoon van Milton Jackson. Die ontdekking gaf aanleiding tot een vrolijke avond bij één van de weinige vrienden die thuis jazz mocht draaien. Remco's standbeeld werd opgewonden bij Fontessa van het Modern Jazz Quartet. Ondertussen bleek het allerminst gemakkelijk om zelf eenvoudige gedichten te schrijven. Wie gewend was aan een zangerige pathetiek kreeg zichzelf maar met moeite op een nieuwe manier aan de praat en daarbij miste hij ook nog het beeldend vermogen van zijn grote voorbeeld. Remco Campert verbeeldt met woorden en woorden wekken zijn verbeelding. Dat betekent niet dat hij met taal illustraties maakt. Maar zijn gedichten roepen beelden op. En die beelden beklijven en geven de wereld een ander aanschijn. Een heldere winterdag ziet er voor altijd anders uit, wanneer je eenmaal van de dichter hebt gehoord dat de straat dan tot aan zijn eind te zien is. 'Schilderen met woorden' is het niet, want daar worden meestal teveel woorden bij gebruikt. Met een enkel woord van Remco zie je complete genretafereeltjes zoals Jan Steen ze schilderde of Gabriël Metsu. Er is slechts één gebaar nodig, er hoeft maar een bezem scheef te staan of een zwaluw voorbij te vliegen en je weet: het zal wel weer om stoute avontuurtjes gaan. '"Tjeempie, mam, gewoon", antwoordde Liesje, terwijl ze wellustig genietend haar slanke vingertje aflikte, na het eerst in de boterpot en vervolgens in de sjokoladehagelslag gedoopt te hebben.' Je ziet het voor je. Dichtbij huis is meer te beleven dan je ooit voor mogelijk had gehouden. Daarom staat bij Remco reislust voortdurend ter discussie, want thuis wachten Deborah en de poes.

Alles wat Remco Campert schrijft kun je je voorstellen, ook als je zoiets nog nooit hebt gezien. In 1988 zong hij in een poëtische ontboezeming de lof van de schilders. De eerste van drie liederen begint met: 'Aan mijn vrienden de schilders / voel ik me het meest verwant.' De tweede met: 'Van mijn vrienden de schilders / heb ik het kijken geleerd.'. En de derde: 'In mijn vrienden de schilders / herken ik wat ook mij beroert // hoe in een onverhoedse wending / schitterend in het kunstlicht // de ademloze salto mortale / van de beheerste acrobaat // één ogenblik en voor eeuwig // de schone waarheid wordt.'

Remco, jij brengt voor mij en vele anderen, voor hele generaties dag in dag uit werkelijkheid en poëzie dichter bij elkaar. Dichter bij elkaar dan wij voor mogelijk houden. Je hebt ons een taal gegeven om mee te kijken naar onszelf en naar de wereld om ons heen. Je schreef allang met een gouden ganzenveer, maar nu krijg je er één van ons.

Je hebt in 1979 een kort maar krachtig feestlied geschreven. Ik zal het declameren, dan hoeven de aanwezigen het niet te zingen. Het gaat nota bene over een schilderij. Over de 'Doorboorde Tijd' van René Magritte, dat achterop het programma van deze middag staat afgebeeld. Het gaat als volgt:

'Zolang de locomotief / nog uit de schoorsteenmantel stoomt //

nou, dan treuren we nog niet / ach, dan treuren we nog niet.'

Einde citaat en einde der lofprijzing.

Freshbits Internet Communicatie